Openingstijden
Maak een afspraak
Mijn Portaal

Onze openingstijden:

Maandag09:00 - 17:00 uur
Dinsdag09:00 - 17:00 uur
Woensdag09:00 - 17:00 uur
Donderdag09:00 - 17:00 uur
Vrijdag09:00 - 17:00 uur

Jackie Deel 2: Van A naar C 

De operatie

Samen staren Sander en ik naar mijn goedgevulde BH. Ditmaal zijn het niet de bekende voorgevormde cups, luchtkussens of kipfilet, die de trieste waarheid verbloemen. Van een afstandje lijkt het aardig wat. Best groot eigenlijk. Natuurlijk ook. Ik draai een rondje voor de spiegel. Ja, ik zou er zo mee de stad in kunnen. Dat wil zeggen, totdat deze illusie door een onverwachte beweging ook geen stand houdt. Driehonderd gram rauw gehakt – half-om-half- verlaat op zeer oncharmante wijze mijn zwarte HEMA-bh. Wat rest is mijn troosteloze A-cup. En nog smerig ook. 

De besten 

De bh vol gehakt heeft alles te maken met mijn eerste bezoek aan kliniek Blooming, de dag ervoor. Na mijn intakeafspraak  met bedrijfsmanager Yamuna Martens is dit de eerste keer dat ik plastisch chirurg Paris Melis zelf ontmoet. Spannend, wat als ik inderdaad mijn vergevorderde plannen voor een borstvergroting doorzet, is hij degene die me straks opereert. Het is dus belangrijk dat er een klik is en dat hij kundig en betrouwbaar overkomt. Wat ik tot dan toe weet van dr. Melis is dat hij als plastisch chirurg werkt in het Rode Kruis Ziekenhuis in Beverwijk en twee jaar geleden samen met vijf collega’s deze privékliniek is begonnen. Dr. Melis is degene binnen de club die gespecialiseerd is in esthetische- en reconstructieve chirurgie van de borsten en het gezicht. Wat ik ook weet, is dat de plastisch chirurgen in de kliniek vorig jaar voor de vierde maal op rij door weekblad Elsevier zijn uitgeroepen tot de besten van ons land. De maatschap voert de grotere operaties uit in het Beverwijkse ziekenhuis, maar voor het spreekuur wordt gebruikgemaakt van het chique landgoed Duinlust in Overveen. 

Het consult

We zitten in een grote, lichte spreekkamer van Dr. Melis. Hij is het type Jan van der Woude uit Medisch Centrum West, de dokter door wie je meteen graag geopereerd wordt: betrouwbaar, kundig, rustig. Onmogelijk dat hij iets verprutst. Ik sta voor hem en kijk in de spiegel. Wat ongemakkelijk schuif ik de ene na de andere pasprothese -alleen het woord al – in mijn pas-bh. Yamuna kijkt van een afstand geruststellend toe. 240cc, 300cc, 320 cc. Eigenlijk ben ik bij de eerste maat al dik tevreden. ‘Ik wil echt niet van die ordinaire pornotieten, hoor’, roep ik. ‘Dit lijkt mij prima. Ik zat te denken aan een grote B of een kleine C. Daar kom ik toch wel op uit? 

Dr. Melis is gelukkig wel gewend aan zenuwachtige aspirant-patiënten. Je kunt beter niet spreken over cupmaten (‘Pakt bij elk lichaam anders uit’), maar over het aantal cc’s legt hij uit, terwijl hij met een liniaal mijn borsten meet. Volgens hem zou 280 cc of 300 cc – gezien mijn lengte (1,75m) gewicht (60 kilo) en bouw (sportief met kont) niet misstaan. ‘Alles lijkt veel omdat je nu zo weinig hebt, maar straks met een T-shirt aan is het niet veel meer dan de pushup-bh die je nu draagt. Ik stop de 300cc-prothese opnieuw in mijn bh, haal hem er weer uit en hevel hem van de ene hand over naar de andere, en weer terug. Het idee dat dit ‘jellyding’ mijn nieuwe borst kan worden, is raar. Maar eigenlijk ook heel fijn. En als dr. Melis zegt dat ik deze grootte best mag hebben, omdat-ie goed bij mijn lichaam past en niet ordinair is, wie ben ik dan om hem tegen te spreken? De rest van het gesprek bespreken we de keuze van de juiste prothese (ik krijg ronde in plaats van druppelvormig), de plaatsing (half onder de borstspier) en de nog immer voortdurende twijfels. Bij de deur vraag ik nogmaals of 300cc echt niet te groot is. ‘Je mag altijd bellen of nog een keer langskomen als je twijfelt zegt Dr. Melis. ‘En anders kun je 300 gram gehakt kopen, in je bh doen en nog eens kijken hoe het staat. Na ruim dertig jaar ben ik mijn A-cup meer dan zat. Het is aan mij en niet aan mijn omgeving – die er misschien schande van zal spreken – om te kiezen voor een borstvergroting. Het gesprek met dr. Melis geeft me het vertrouwen om de stap nu daadwerkelijk te wagen. De volgende dag rijd ik naar het Rode Kruis Ziekenhuis in Beverwijk om een ponsplaatje te regelen en de afspraak definitief te bevestigen. Ik krijg tieten! 

Het wachten

Gedurende de wachtperiode tot aan de operatie – ongeveer drie maanden- voel ik afwisselend spanning en blijdschap. Dat komt waarschijnlijk doordat ik ineens overgevoelig ben voor alles wat met tieten te maken heeft. Op mijn werk val ik midden in een gesprek van twee collega’s bij de koffieautomaat: ‘Weet je wat erger is dan neptieten? Een tupperware doos, hahaha.’ Als ik een week later de snackbar om de hoek binnenwandel valt mijn oog op een stukje in de Revu waarin een rapper vertelt over zijn nieuwe hit, die een aanklacht is tegen de plastic maatschappij. ‘We moeten onszelf anno 2010 nu eindelijk eens accepteren vindt hij. Irritant.

Omdat ik maar een paar goede vriendinnen over mijn borstvergroting heb ingelicht, kan ik het grootste gedeelte van de tijd niet over mijn onzekerheden praten. Zeker naarmate de operatie dichterbij komt, is dat lastig omdat de voor mij belangrijke keuze toch de hele dag door mijn hoofd spookt. 

Een kleine twee weken voor de operatie sms ik Yamuna van kliniek Bloemingdael (nu Kliniek Blooming) nog een keer mijn twijfels. De volgende dag heb ik zodoende een telefonische afspraak met dr. Melis, die mij binnen twee zinnen geruststelt. ‘Het wordt echt niet ordinair. Bij de operatie bekijk ik zeker nog eens de wat de beste maat is.’ Maar het fijnste ik-ga-het-toch-doen-moment blijft de reactie van mijn ouders. Over seks werd in het dorp waar ik ben geboren – en dus thuis- nooit gesproken. Laat staan dat je de badkamer binnenwandelde als een ander familielid aan het douchen was. Maar op mijn aanstaande borstvergroting (in familiekringen wel standaard “De Operatie” genoemd reageren zowel mijn vader als moeder heel normaal. Pa: ‘Ik snap heus dat je het fijn vindt om een leuk truitje te kunnen dragen in de zomer’. Ma stuurt een tegoedbon voor een lingeriesetje van Marlies Dekkers. ‘Succes met de operatie. Het wordt vast heel mooi!’ 

D-Day

De avond voor de operatie pakt Sander nog snel het fototoestel. Voor later. Lief, maar geen idee welk nageslacht hier te zijner tijd op zit te wachten. Dat maakt Sander niet uit: mijn kleine tieten komen er van alle op te staan. Overigens blijkt dit niet de laatste foto te zijn die Sander neemt. Op het moment dat we de volgende ochtend in alle vroegte bij het ziekenhuis arriveren, gaat-ie pas echt los: mijn eenpersoons(!)kamer, alleen het bed, ik op bed, ik terwijl ik me omkleed, de zusters – alles en iedereen komt erop te staan. Zelfs de enorme ‘ziekenhuisgaasonderbroek’ wordt vastgelegd. Ik laat hem maar. Dit is niet alleen spannend voor mij. Om 08.30 uur precies verschijnt dr. Melis. Hij is relaxed als altijd – ondergaat de fotosessie van Sander gelaten – en dat stelt mij ook weer gerust. Met een dikke stift tekent hij de plek af waar de protheses moeten komen. ‘Wordt het echt niet ordinair?’ vraag ik weer. ‘Nee’, zegt hij. ‘En ben ik straks blij?’, piep ik ‘Heel blij. Ik zie je zo boven nog even in de operatiekamer. ‘ Daarna gaat het snel. Ik neem beneden afscheid van Sander en wordt met bed en al naar boven gereden. Daar krijg ik eerst een infuus (‘Doet dat pijn?’) en ga van daaruit verder richting operatiekamer, waar anesthesist aan mijn bed verschijnt (‘Slaap ik snel?’). Naar mijn kleine borsten kijk ik gek genoeg niet meer. Die heb ik de afgelopen dertig jaar waarschijnlijk wel genoeg gezien. Het laatste dat me herinner, is dat ik een slechte grap maak over lijfarts van Michael Jackson. 

De Hel

Een paar uur later word ik weer wakker. Kennelijk lig ik in de recoverykamer, want het is druk om me heen. Zusters bezoeken naast mij een zojuist bevallen dame met kind. Even verderop huilt een meisje. Een moeder zit aan het hoofdkussen van haar zoontje en wrijft over zijn hoofd. Ik voel me vaag. Fuck hee. Ik probeer water te vragen. Maar contact maken is nog niet zo makkelijk als je net uit een narcose komt. Het enige wat uit mijn mond komt, is een zwak gemompel. Gelukkig word ik na een kwartier naar mijn eigen kamer gebracht, waar Sander en dr. Melis staan te praten. ‘Hee liefje, zegt Sander opgelucht terwijl hij mijn hand pakt. ‘Alles is goed gegaan he?’ Ja, knik ik zwakjes. Dr. Melis zegt dat het er allemaal hartstikke goed uitziet. ‘Maar je zult best wel even last hebben de komende dagen. Je hebt sterke spieren, ik heb er flink aan moeten trekken.’ Au. 

Een paar minuten later verwelkomen Sander en ik samen de nieuwe borsten. Zodra de deken omhoog gaat, zie ik twee stukken tape. Eentje aan de bovenkant, eentje aan de onderkant. Daartussen hangen (zeg maar staan – wat een zwelling!) twee mooie, ronde borsten. Ieder 280 cc. Huilen doe ik op dat moment niet, want gek genoeg voelt het meteen heel normaal en vertrouwd. ‘Precies goed, hè,’ zeg ik. Sander knikt en gaat weer aan de slag met zijn Hasselblad. Mijn nieuwe borsten worden omgedoopt tot ‘de twee nonnetjes’. Tot zover de euforie. Want na een paar uur begint het. Pijn. Ongelofelijke, nauwelijks te verdragen pijn. Van tevoren had ik gehoord dat het voelt alsof er een vrachtwagen over je heen is gereden. Die vergelijking klopt. Zodra de narcose helemaal is uitgewerkt, voel ik me af-schu-we-lijk. Elke beweging die ik maak, zorgt voor een helse pijn in mijn hele borstgebied. Mijn glas pakken. Au. Mijn kussen verleggen. Au. Zelfs stil liggen en tv kijken is niet te doen. Het voelt alsof alles is opengereten en er van alle kanten aan me wordt getrokken op het moment dat ik ook maar iets durf te bewegen. Naast mijn bed zie ik hoe de drains, die ergens uit de zijkant van mijn nieuwe aanwinsten vandaan komen, hun werk doen. Beide flessen lopen langzaam vol met wondvocht. Het maakt me misselijk. Ik druk honderd keer op de bel voor pijnstillers, het verleggen van mijn kussen, een toiletbezoek. Ik voel me de dramaqueen van de afdeling, maar het kan me niet schelen, ik heb alle hulp nodig die ik kan krijgen. Bovendien ben ik een medisch wonder: mijn spieren zaten abnormaal strak, dat heeft dr. Melis zelf gezegd. Ik druk weer op de bel, au, tot vervelens toe van het verplegend personeel. ‘Ik zal nog even navragen of we u iets anders mogen geven, maar eigenlijk zit u nu aan uw tax wat pijnstillers betreft.’ 

Wanneer mijn moeder later op bezoek komt, moet ik keihard huilen. ‘s Avonds ben ik voor het eerst alleen. Mama is naar huis. Sander is naar huis. En volgens mij zijn zelfs de verpleegsters naar huis. Ik wil ook naar huis. Maar ik moet blijven. Wat een ellende. Mijn haar prikt in mijn nek. Ik heb geen elastiekje. Alles doet pijn. Maar: ik heb ze. Rond, stevig 280 cc. En met die gedachte val ik uiteindelijk in een onrustige, droomloze slaap. Op mijn rug. 

De volgende en tevens laatste aflevering lees je hier